Sportdag door Ursula Visser
Hallo lieve leden van Bookstamel, Het is mei dus dat betekent tijd voor een nieuw thema. Het thema in mei is schurken en superhelden. Een thema wat ik zelf super leuk vind omdat je er alle kanten mee op kunt. Dit keer een verhaal wat uit de verhalen bundel Hades van Ursula Visser komt. Dus vind je Sportdag nou een mooi verhaal lees dan eens de hele bundel.
Maar voor we naar het verhaal Sportdag gaan wil ik jullie eerst wat meer vertellen over Ursula Visser. Ursula is geboren in het voorjaar van 1968 in het meest oostelijke deel van Nederland. Ze woont daar nog steeds met haar partner. Ze is dol op draken, mystieke wezens en de magische werelden van fantasie boeken. Scifi-boeken geven haar een interessante blik in de toekomst en ze wou soms dat ze kon tijdreizen gewoon om te zien wat er dan gebeurd. Schrijven is haar passie ze schrijft in het Engels en Nederlands.
Drakenhart is een van deze boeken en onlangs verscheen het derde deel in deze serie. Wil je meer weten over de boeken van Ursula Visser neem dan eens een kijkje op haar website UrsulaVisser.com

Sportdag
‘Beste Goden en Godinnen, welkom,’ sprak Zeus, leunend op zijn staf, vanaf de rots in het water.
Hades keek om zich heen. Achter hem hadden zich harpijen en faunen opgesteld. Hij vroeg zich af wat ze hier deden. Het sissen van water klonk op de achtergrond. Wat met zijn hand wapperend om de damp te verplaatsen, gluurde hij naar de gevallen engel, die hij mee had gebracht. Onyx stond aan haar zijde.
‘Hades?’
Persephone porde hem. ‘Zeus roept je,’ beet ze hem toe.
Hades keek zijn broer, de Oppergod, aan.
‘Zou je even iets naar achteren kunnen gaan?’ vroeg deze. ‘Het lijkt hier wel een sauna.’
Hades haalde zijn tenen uit de zee en schoof morrend naar achteren. Persephone bleef zitten.
‘Mijnheer Hades?’ fluisterde een stem achter hem. Hij keek over zijn schouder, recht in het foeilelijke gezicht van Pan. Wat moest die stomme geit nou weer van hem? Vorig jaar was hij door een weddenschap al een mooie dame aan hem kwijtgeraakt en nu waren die priemende ogen op de gevallen engel gevestigd.
‘Nee. Geen gegok. Geen “even lenen”, geen gefluit en zéker geen gesprek,’ maakte Hades hem duidelijk nog voordat Pan iets kon vragen.
‘Ja, maar…’
‘Nee. Ze is en blijft van mij!’
Pan keek beteuterd, trok zich terug naast de twee harpijen, en begon een zielig deuntje op zijn panfluit te spelen.
Hades ving ondertussen een giftige blik van Persephone op. Hij glimlachte lief naar haar, kushandje erbij en uitte een stille zucht toen ze zich omdraaide.
Hij haatte sportdag, ook al gaven ze het de protserige naam “Olympische Spelen”. Toch luisterde hij naar Zeus die met de indeling van de teams was begonnen.
‘Hades,’ sprak de Oppergod hem gebiedend aan. ‘Dit jaar ben je ingedeeld bij Ares, en jij, Persephone, bij Aphrodite.’
De mannen naast hem zuchten van opluchting, Hades beet op zijn tanden. Ares won altijd.
Zijn vrouw veegde dramatisch door haar prachtige lange haar, ze was humeurig de laatste tijd, bedacht Hades. Misselijk ook… Hij hapte naar adem. Voordat hij haar kon vragen of er misschien een klein Hadesje onderweg was, werd hij door Ares meegesleept.
‘Kerel, hoe is het beneden in de Schimmenwereld? Nog steeds lekker warm? Leuke truc met die stoom trouwens… ha ha.’
‘Jij nog wat oorlogen gewonnen de laatste tijd?’ Hades hield niet van die gesprekken om maar iets te zeggen. Meestal zei hij iets verkeerd. ‘Gouden vleugeltjes? Toe maar… Had je die niet ook op je helm?’ Hij gebaarde van de enkels naar het hoofd van zijn tegenstander.
‘De enkelbanden heb ik van Hermes geleend, en ik heb nooit vleugels op mijn helm.’
Kijk, daar had je het al. Hades trok een zuur gezicht.
‘Heb je je fans meegenomen?’ vroeg Ares met een knik van zijn hoofd naar de tribune.
Hades glimlachte beleefd, terwijl Ares ondertussen de kogel op zijn schouder positioneerde. De man wachtte niet op zijn antwoord, maar begon draaiende bewegingen te maken en liet de kogel gaan. Ares tuurde het object na. ‘Nou, als dat geen honderd meter is! Nu jij nog.’
Terwijl Ares maar doorratelde en Hades uit zijn concentratie bracht – zijn kogel viel na dertig meter als een dode vogel uit de lucht – liepen ze alweer naar het volgende sportonderdeel: speerwerpen.
Ares wierp honderdtwintig meter, Hades’ speer verschroeide half en brak in de lucht in twee. Twintig meter verder.
Hoogspringen kon hij wel. Hades flexte zijn spieren, hier en daar werd er gejuicht, en hij nam een aanloop. Zoooooeeeeffff. Plof. Dertig meter!
‘Jiha!’ riep hij uitgelaten. ‘Zag je da…’ zijn stem stokte, Ares vloog hem voorbij; twintig, dertig, vijfenveertig meter. ‘Uitslover,’ mopperde Hades. Ik haat sportdag.
Persephone juichte extatisch. Hades pareerde met zijn borst vooruit langs de tribune. Maar de ogen van zijn vrouw waren niet op hem gericht. Hij wees naar zichzelf, riep haar naam en dat leverde hem een glimlach op. Yes! Succes.
Al snel was Ares onderweg naar boogschieten. Hades verloor daar ook, maar sloeg zich kranig door alle ellendige nederlagen, bleef ver bij zijn tegenstander vandaan tijdens de lunch en ging maar eens op zoek naar Persephone.
Een beetje positiviteit kon hij goed gebruiken. Maar waar was ze? Onyx en de gevallen engel waren met hordelopen bezig. Hun blote benen leidden hem af van zijn doel. Voor hij het wist stond hij schreeuwend aan de kant.
‘Hades!’
Zijn kaken klapten op elkaar. Ares stond alweer klaar. ‘Ze hebben een nieuwtje.’
‘Oh, een verrassing?’
‘Yup.’ Ares liep naast hem terwijl ze onderweg waren naar de naastgelegen arena.
Dat nieuwtje wekte Hades’ interesse, en hoop borrelde in hem op. Hij zou misschien Ares toch kunnen verslaan. Dat was niemand gelukt. Rustig, je hebt het nog niet eens gezien.
Zijn gedachten verstomden door de enorme steekvlam die uit de arena kwam. ‘Staat ie in brand?’
Ares schoot hem een blik van opzij. ‘Ik zal even kijken.’ Weg was hij, als een wervelwind schoot de jonge god op de arena af.
Ik háát sportdag, dacht Hades.
Hades opende het hek, dat Ares dichtgesmeten had, met de gouden knop. ‘Beetje overdreven,’ mopperde hij over het blinkende teken van overdaad.
Eenmaal de poort door en de catacomben in, liep hij op het geluid van luid geklap af. Ares stond tegen het deurportaal van de toegangspoort geleund. Een schaduw in de arena liet de ervaren vechtersjas een pas naar achteren zetten.
Hades trok zijn wenkbrauwen op, de jonge man was nooit ergens bang voor.
‘Deze vind je vast leuk.’ Ares gebaarde naar het strijdtoneel in het midden.
In het zand, vastgemaakt aan dikke kettingen, zat een zwarte draak. Brede kop met wijde muil, stompe uitstulpingen op de rug en fraai gevormde vleugels. Het zag er allerliefst uit, met die mooie grote groene ogen. Totdat de bek openging en een rij scherpe tanden te zien was.
‘Jouw kans om te laten zien hoe je een draak temt.’ Ares drukte Hades naar voren. ‘Je bent toch dol op vuur?’
‘Volgens mij is dit een teamsport toch?’ opperde Hades, die kansen rook. ‘Geef me je speer eens?’
Ares wierp hem het wapen toe. ‘Succes!’
Hades stapte de arena binnen en meteen richtte de draak zich op hem. Oh, die zielige trouwe ogen hielden hem niet voor de gek, hij had legio van die krengen in de Schimmelwereld, maar dat was zijn geheimpje.
Zeus, die op de tribune zat, moedigde hem aan. ‘Kom op, Hades, je bent toch vuurvast?’
Hij negeerde zijn broer en staarde de draak in de ogen. De zo vriendelijke kijkers veranderden plotsklaps toen het dier in de gaten had dat hij een expert voor zich had.
Dit is mijn moment, dacht Hades. Hij gooide de speer in de richting van het beest, maar miste op een paar meter. Een schokgolf ging door de arena. Daarna hield Hades zijn hand uitgestrekt en bewoog zijn vingers, lokte het dier uit om aan te vallen. Hij werd niet teleurgesteld.
De draak opende zijn wijde bek, de tanden glommen vervaarlijk in rijen dik. Daar wiebelde de tong zich al een stukje naar buiten, de lucht proevend, de luchtbuisjes ernaast verwijdden zich. Achter in de keel van het dier begon het vuur op te borrelen, rook kwam al uit de neusgaten.
Hades stapte nog dichterbij en een verschrikte kreet ging als één geluid over de tribune heen. Nog een keer bewoog Hades zijn vingers.
Vuur golfde over hem heen, overspoelde hem als een gloeiende waterval.
Paniek verspreidde zich over de toeschouwers, Zeus stond op van zijn plek en liep naar voren, de bliksemschicht in zijn hand, klaar om zijn broer te verdedigen, ook al zag het eruit alsof hij te laat was.
Een diepe grom klonk uit de keel van de draak, het klonk haast triomfantelijk. Eindelijk hield hij op met vuurspuwen en nam meteen zijn “vriendelijke” uiterlijk weer aan. Het beest keerde zich om naar zijn onfortuinlijke slachtoffer dat nog steeds bedolven was onder vlammen.
‘Hé, was dat alles?’ Hades stapte uit de vuurzee en stond ongeschonden in de arena, de rode doek die hij droeg niet eens verschroeid. Op zijn hand flakkerde een hete vlam.
De draak piepte en boog voor hem.
‘Kom maar, jongen,’ suste Hades en hij aaide het beest over de kop.
Alle goden stonden op, klappend, juichend, gillend, de vrouwen wierpen bloemen. Zijn Persephone pinkte een traantje weg, hij las van haar gezicht dat ze trots op hem was.
Hades trok zijn schouders naar achteren en keerde zich naar Zeus. ‘Vuurvast,’ zei hij en hij klopte zich op de borst. Oh, wat hield hij van sportdag
(Uit Hades 10 ultra korte verhalen) ©Ursula Visser