De boom in door Mienke Fijen.
Hallo lieve lezers van Bookstamel, het is alweer tijd voor het tweede winterse verhaal deze maand. Dit keer heet het verhaal De boom in en is het geschreven door Mienke Fijen.
Mienke Fijen is bekend van haar feelgoodromans Naar de Noorderzon en Vluchtgedrag die respectievelijk in november 2020 en september 2021 zijn verschenen. In 2021 deed ze mee aan de verhalenwedstrijd van de Valentijnprijs met haar korte verhaal Verknipt en werd derde. Dit opende voor haar de deur naar een auteurscontract bij Zomer & Keuning waar in het voorjaar van 2024 haar nieuwe feelgoodroman verschijnt.
Mienke woont met haar gezin in het Brabantse Loon op Zand en heeft naast schrijven als hobby’s lezen, koken en natuurfotografie.
Mienke schreef De boom in afgelopen zomer tijdens haar vakantie in Noorwegen. Toeval of niet, het huis waar ze op dat moment verbleef was gelegen in een wintersportgebied en was ook in die sfeer ingericht. Dat bracht als vanzelfsprekend de perfecte vibe om aan het verhaal te werken.
De boom in gaat over de studente Kirsten en haar vriendin Mel die beiden hun buik vol hebben van foute kerels en samen op wintersportvakantie gaan.
Veel leesplezier.
De boom in
Geschreven door Mienke Fijen
Mel stoot me aan met haar elleboog. ‘Heb je die gasten gezien? Je kunt ze zo uittekenen in die rode pakken en met dat warrige, net te lange haar.’
‘Ha, ja,’ weet ik wat afwezig uit te brengen.
‘Van die “mooiboys” met een te bruin gezicht en witte ronde kringen rond hun ogen. Stelletje hitsige bokken. Mooi dat ik daar mijn hoofd nooit meer door op hol laat brengen.’ Ze trekt er een gezicht bij alsof ze net een zure mat in haar mond heeft gestopt.
Ondanks mijn grafstemming ontsnapt me een kleine proest. Mel heeft het in zich om je te laten lachen op een moment dat je hoofd daar totaal niet naar staat. Na een reeks teleurstellende vriendjes heeft ze zich voorgenomen om haar hart niet meer te laten breken. Ze hangt nu vooral zelf de hartenbreekster uit.
‘Ik ben benieuwd welk fraai exemplaar wij deze week toebedeeld krijgen.’ Haar blik screent de groep skileraren een eindje verderop, leunend op hun skistokken en klaar voor een lading verse hertjes.
Een oudere man met een verweerd gezicht en op zijn neus een glimmende pilotenbril stapt op ons af. In zijn handen heeft hij een map en een pen. ‘Eerste keer hier in Ischgl?’ klinkt het in het Nederlands met een zwaar Duits accent. Hij lacht een rij veel te witte tanden bloot waar de zon op weerkaatst. Het kan bijna niet anders dan dat hij vroeger ook deel uitmaakte van de befaamde ‘rode brigade’.
‘Daar zul je de chef hebben die gaat over de verdeling van het verse vlees,’ fluistert Mel me toe.
‘Het is ons tweede jaar, wij zijn Kirsten de Vries en Mel van Zomeren,’ zeg ik gehaast, terwijl ik haar een schouderduwtje geef.
De man zet twee vinkjes op zijn lijst. ‘Mooi meisjes, dan kunnen jullie wel wat extra uitdaging aan. Loop maar naar Bram daar.’
We worden in de richting van een boom van een kerel gedirigeerd, die druk staat te praten met een knappe blondine die, gezien haar outfit, ook deel uitmaakt van de ‘brigade’. Met onze ski’s en stokken over de schouder sjokken we in de richting van onze leraar. We zijn de eerste van ons groepje, maar Bram heeft ons nog niet opgemerkt. Hij is zo te zien veel te druk met indruk maken op zijn collega, die hem nogal kwaad aankijkt. Wanneer we op hen af lopen, kunnen we nog net een flard van het gesprek opvangen: ‘Daar heb jij toevallig niets mee te maken.’
Met een ruk draait ‘Blondie’ zich om en beent in de richting van de pilotenbril.
Brams schouders zakken, terwijl hij haar verbouwereerd nakijkt. Hij laat zijn ogen naar ons afdwalen en plotseling staar ik in een paar donkerbruine kijkers die onrust uitstralen.
‘Blauwtje gelopen?’ sneert Mel waarop hij even met zijn hoofd schudt om bij zijn positieven te komen.
‘Eh nee, ik eh…’
Mel gaat ongegeneerd door. ‘Zeg luister eens Bambi, wat je allemaal met je collega’s uitspookt moet je zelf weten, maar wij willen wel jouw volledige aandacht, hè? Ik was van plan om deze week flink aan mijn techniek te werken.’
Brams mond zakt langzaam open.
‘Een skileraar die met zijn mond vol tanden staat. Dat is ook voor het eerst,’ gaat Mel nog even door.
Ik steek mijn hand uit om hem uit zijn lijden te verlossen. ‘Hai, ik ben Kirsten, en deze feeks hier is Mel.’ Bram pakt mijn hand dankbaar vast en onze ogen ontmoeten elkaar vluchtig. Mel steekt haar tong naar me uit, maar heeft alsnog het fatsoen om Brams hand te schudden.
‘Zo, hebben we de formaliteiten gehad. Volgens mij ben jij komende week weer zo vrij als een vogeltje, Bram.’ Ze knikt in de richting van de blonde dame die even verderop nog altijd standje nijd op haar gezicht heeft staan.
Bram reageert niet en richt zijn aandacht op het stelletje dat zich net bij ons heeft gevoegd.
‘Laten we die womanizer helemaal gek maken deze week,’ fluistert Mel in mijn oor.
Ik heb nu al met hem te doen.
‘En hoe kan ik de bocht dan het beste aansnijden?’ Mel knippert quasi onschuldig met haar lange wimpers.
Bram rolt met zijn ogen, maar is professioneel genoeg om ervoor te zorgen dat ze het niet ziet. Behendig skiet hij tot vlak voor haar en doet het nogmaals langzaam en geduldig voor. ‘Als je een bocht wilt maken, verplaats je je gewicht naar de bergski en stuur je deze een klein beetje naar het dal.’ Hij helt overdreven naar rechts om haar duidelijk te maken wat hij bedoelt. ‘De linker een beetje naar binnen sturen, waarbij je de druk houdt op je rechterski. Zorg ervoor dat je schouders altijd in de richting van het dal meebewegen.’ Hij richt zich in zijn volle lengte op en rondt de bocht af.
‘O, als jij het doet, ziet het er allemaal zo eenvoudig uit hè?’ klinkt het theatraal.
Bram kijkt me moedeloos aan en lijkt woordeloos om hulp bij lastige leerlingen te vragen. Ik ken mijn vriendin goed genoeg om te weten dat ze al de hele dag een spelletje met hem speelt.
Mel zet zichzelf in beweging en net als ik denk dat ze de bocht volledig heeft gemaakt, laat ze zich zijlings op de besneeuwde helling vallen. ‘Oeps, wat onhandig van me.’
‘Ik dacht dat we een gevorderden groep hadden?’ klinkt het geërgerd achter ons. Maarten, de mannelijke helft van het setje waarmee we het lesgroepje vormen, besluit zich te mengen in Mels toneelstuk. Hij en zijn vriendin Jess hebben een tijdje staan toekijken en nu is de maat kennelijk vol.
‘Sorry hoor, ik ben geloof ik een beetje onhandig.’ Mels gezicht spreekt boekdelen en ik dwing mezelf de andere kant op te kijken om niet spontaan in lachen uit te barsten door haar fake gestuntel. Ik wist dat een vakantie met haar me de broodnodige afleiding zou geven.
‘Je hebt gelijk, Maarten,’ zegt Bram. ‘Kom Mel, sta op en ga skiën. Lukt het niet, dan vrees ik dat je naar een andere groep zult moeten.’ Er klinkt een lichte ergernis door in zijn stem.
Mel geeft Maarten een bitterzoete lach en duwt zichzelf, ondersteund door haar skistokken, overeind. In een treintje skiën we rustig en zonder verder oponthoud naar het dal.
‘Lukt het je al een beetje om die lul-de-behanger uit je hoofd te zetten?’
Ik open mijn ogen en zie hoe Mel me vanaf de houten bank schuin tegenover me vragend aankijkt. Ik haal mijn schouders op en laat ze weer zakken. Als het hier al niet snikheet was dan zou de stoom me opnieuw spontaan uit de oren spuiten bij de gedachte aan Jasper en de manier waarop hij onze relatie heeft verbroken. Nijdig trek ik de handdoek, die van mijn borsten dreigt te zakken, strakker. Een stroompje zweet loopt vanaf mijn sleutelbeen mijn decolleté in.
‘Je moet die eersteklas-klootviool echt zó ontzettend uit je systeem lozen. Wie dumpt z’n vriendin nu op oudejaarsavond om klokslag twaalf uur? Wat dacht die lul eigenlijk?’
Jasper en ik waren nog maar een paar maanden samen. Ik kende hem van de studentenvereniging. Hij had qua looks naadloos aangesloten bij de groep de skileraren die hier rondloopt. Jasper is zo’n typische dispuutsbal die erom bekend stond de halve vereniging af te werken. Het vrouwelijke deel welteverstaan. Ik was zo naïef om te denken dat ik daar wel verandering in zou kunnen brengen. Ja, hij vond me een lekker wijf en ja, we hebben het samen leuk gehad, maar de vernederende manier waarop hij me aan de kant schoof heeft een gapende wond achtergelaten die zo langzamerhand begint te stinken. De woorden die hij gebruikte galmen nog altijd na tussen mijn oren.
We waren op het nieuwjaarsfeest geweest van de vereniging. Voor een buitenstaander een ogenschijnlijk keurige, formele party met de bijbehorende rokkostuums voor de heren en de dames in het lang met bijbehorende glitters en veren. Binnen de veilige muren van de sociëteit wisten we wel beter. Tegen twaalven kwam Jasper met een paar van drank doorlopen ogen, een glas whisky in zijn ene hand en een dikke sigaar in de andere, op me af wankelen. Hij sloeg zijn arm om mijn schouder en helde naar me over. ‘Hai Kirs.’ Een bedwelmende, doorrookte alcoholwalm drong mijn neusgaten binnen. ‘Weet dat ik je ontzettend lekkere jetsers en die goddelijke derrière van je enorm ga missen, maar een nieuw jaar vraagt om een vers hertje.’ Hij trok me tegen zijn zweterige lijf aan en drukte een kleffe zoen op mijn slaap, waarna hij me van zich af duwde en bij me weg stommelde met zijn sigaar en glas triomfantelijk in de lucht geheven. Hij werd onder luid gejuich onthaald door zijn dispuutgenoten. Onderweg trok hij de eerste de beste sjaars die voorhanden was aan haar arm en zoende haar en passant vol op haar mond. Ik kon op dat moment alleen maar sprakeloos toekijken, terwijl de grond onder mijn pumps vandaan zakte.
Er ontsnapt een traan uit mijn ooghoek. Verdriet kan ik het niet noemen, wat ik voel. Eerder woede en vernedering. Ik hoopte dat het Mel zou ontgaan, maar ze gaat rechtop zitten en legt haar hand op mijn dij.
‘Laat het even toe, Kirs. Dat werkt vaak het beste. En bedenk: wat die lullo’s kunnen, dat kunnen wij tien keer beter.’
Ik kijk haar niet-begrijpend aan, maar ergens in mijn achterhoofd weet ik dondersgoed waar ze op doelt.
‘Kom op, ik snap dat je tijd nodig hebt, maar we zijn hier al een paar dagen en nog niet één keer op stap geweest. Ik heb ook behoeftes. Een onvervalste stapavond met een paar lekkere mannen kunnen je ego een enorme boost geven.’ Ze komt half voor me hangen en kijkt me uitdagend aan met die guitige snoet en grote blauwe poppenogen van haar.
Ondanks de verzengende hitte trekt er een siddering langs mijn ruggengraat. Een avondje uit, zou dat alles zijn wat er nodig is om mijn zelfvertrouwen weer uit te deuken?
Mel duwt de zware deur van de ‘Kuhstall’ open en lacht verleidelijk naar de uitsmijter. Het is afgeladen vol in de immens grote après-ski bar en een gezellige mix van tegen elkaar kletsende bierpullen, après-ski muziek en harde stemmen stuift als een sneeuwstorm over ons heen.
Ik trek, net als Mel voor me, mijn jas uit en hang hem weg. Mijn lange donkerbruine haren heb ik in een warrige vlecht over mijn schouder hangen. We kunnen blij zijn dat we qua outfits gekozen hebben voor luchtige crop tops die onze buiken bloot laten en duizelingwekkend diepe decolletés laten zien. Ze zijn hier in Oostenrijk met al die dirndls op dat gebied wel wat gewend, verzekerde Mel me. Toch voel ik me opgelaten. Het is niet echt mijn stijl om zo veel huid te laten zien.
‘Ik ben jaloers op dat über vrouwelijke figuur van jou, Kirs,’ schreeuwt ze me boven de muziek uit toe, alsof ze lijkt aan te voelen dat ik wel wat aanmoediging kan gebruiken. We zetten koers naar de bar voor twee enorme glazen bier.
‘Op een memorabele avond,’ proost Mel.
Ik tik mijn glas tegen het hare, neem een grote slok en laat mijn blik dwalen over de menigte. Tussen de feestende en kletsende kroeggangers door zie ik een paar indringende ogen me aanstaren. Bram. Hij neemt snel een slok uit zijn glas en wendt zich weer tot zijn gesprekspartner, de blondine van vanochtend.
‘Het ziet ernaar uit dat “ons Brammetje” het probeert goed te maken met “Blondie”,’ klinkt het van over mijn schouder.
Bram kijkt nog een keer kort onze kant op en Mel kan het niet laten om uitbundig naar hem te zwaaien en twee duimen op te steken. Voordat ze hem nog verder in verlegenheid kan brengen, trek ik haar aan haar arm in de richting van de dansvloer.
Bezweet van onze dansmoves, loop ik na een tijdje met onze lege glazen naar de bar. Mel heeft inmiddels ‘beet’ en staat innig te dansen met een blonde god die haar alle hoeken van de dansvloer laat zien. Ze dartelt om hem heen als een “puntenkanon”, zou Jasper gezegd hebben. Hè, verdomme, waarom denk ik nu weer aan die idioot? Die loser is het zo niet waard om nog langer door mijn hoofd te spoken.
‘Oei, ik zou wel eens willen weten wie of wat ervoor heeft gezorgd dat jij zo prachtig boos kunt kijken.’
Ik draai mijn hoofd en vind een paar vrolijke groene ogen die me geamuseerd aankijken.
‘Iemand die het niet waard is,’ zeg ik schouderophalend, terwijl ik de lege glazen rinkelend op de bar zet.
‘Is er een sukkel die het in zijn hoofd haalt om dit hier te laten lopen?’ Hij tekent met zijn vingers een zandloperfiguur in de lucht. ‘Vast een vlaag van verstandsverbijstering, kan niet anders. Ik ben Hugo.’
Voordat ik heb kunnen nadenken, ligt mijn hand al in de zijne. ‘Kirsten.’
‘Wil je iets van me drinken?’ Hij haalt zijn hand losjes door zijn donkere haren.
Zo, die pakt lekker door.
‘Ik eh… ik kwam eigenlijk bier halen om weer naar mijn vriendin op de dansvloer te gaan.’ Ik wijs in de richting van Mel, die nog altijd als een krolse kat om haar blonde vent heen draait.
‘Die blonde spriet? Het ziet ernaar uit dat die hele andere plannen heeft dan bier drinken met jou.’ De lach in zijn ogen spreekt boekdelen. ‘Nog een biertje dan maar?’ Hugo wacht mijn antwoord niet af en steekt twee vingers op naar een knappe bardame die hem een knipoog geeft, waarna even later twee halve liters met een klap op de bar belanden. Die eerste heeft er na zo’n dag skiën al behoorlijk bij me ingehakt, maar als ik nog een beetje losser wil worden, dan heb ik deze tweede zeker nodig.
En Hugo, heb ik hem ook nodig om Jasper uit mijn hoofd te verdrijven?
Zijn bruine gezicht verraadt dat hij skileraar is en de gladde teksten rollen uit zijn mond alsof hij dagelijks werk maakt van grieten die zich waarschijnlijk met bosjes tegelijk gewillig in zijn armen storten. Hij is ook een hunk eerste klasse, zoals hij daar met zijn warrige donkere haren en groene ogen staat in zijn spijkerbroek en witte blouse. We raken aan de praat en Hugo vertelt dat hij nu voor het derde jaar op een rij tijdens het winterseizoen lesgeeft aan toeristen. Ik vertel hem op mijn beurt over mijn studie aan de Hoge Hotelschool en mijn vorderingen op skigebied.
‘Heb je al eens een “Willie” geproefd?’ zegt hij na een tijdje en hij wiebelt suggestief met zijn wenkbrauwen op en neer.
Ik kijk hem aan met een paar ogen die op steeltjes staan en voel het bloed al naar mijn wangen kruipen. Hoor ik dit nu goed?
Opnieuw weet hij de griet achter de bar met één blik te bereiken. Hij buigt over de bar en fluistert iets in haar oor, waarna ze giechelend naar een fles reikt en voor onze neuzen twee schnapsglaasjes vult. Op een fluorescerend geel prikkertje bungelt een stukje fruit in het glaasje.
‘Een Willie,’ zegt Hugo met een knipoog en hij geeft me een glaasje.
Ik adem opgelucht uit.
‘Hai, Kirsten.’
Ik draai me om bij het horen van mijn naam en zie dat Bram achter me staat.
‘Gaat het?’ vraagt hij met een bezorgde klank in zijn stem. Hij kijkt opzij. ‘Hugo,’ klinkt het afgemeten.
Ik zie Hugo’s ogen groter worden, maar hij herpakt zich en groet Bram al net zo ijzig. Als ik niet beter wist, zou ik denken dat de temperatuur in de dampende kroeg zojuist in recordtempo tot ver onder het vriespunt was gedaald.
Bram richt zich weer tot mij met een vragende blik in die bruine ogen van hem, die nu ik er wat langer in kijk, iets trouws lijken te hebben.
Type wolf in schaapskleren, Kirs. Denk aan wat Mel heeft gezegd: eens een skileraar, altijd een skileraar.
Ik besef dat ik nog altijd geen antwoord heb gegeven op zijn vraag. ‘Het gaat prima, waarom vraag je dat?’
Zijn ogen dwalen van mij, via de drankjes op de bar, naar Hugo en weer terug. ‘Ik eh…’ Hij haalt zijn hand vertwijfeld door zijn donkere krullen.
Ik rol met mijn ogen. ‘Bram, ik vind het lief dat je je taak ook ’s avonds zo serieus neemt, maar ik vermaak me enorm met Hugo hier. Ga jij nou maar weer achter je liefje aan en laat mij verder met rust.’ Ik pak het prikkertje uit mijn glaasje en gooi de inhoud in een teug achterover. Het goedje trekt een branderig spoor in mijn slokdarm, maar ik geef geen krimp. Het stukje fruit verdwijnt vervolgens ook in mijn mond. Eén van Brams wenkbrauwen maakt een optrekkende beweging. Ik kijk Hugo triomfantelijk aan. Onmiddellijk grijpt hij zijn kans, slaat zijn arm om mijn middel en drukt zijn lippen op de mijne. Ik sla mijn armen om zijn nek en zoen hem terug.
Mel is in geen velden of wegen te bekennen. Met Hugo in mijn kielzog heb ik de hele Kuhstall tevergeefs afgezocht.
‘Ik vermoed dat jouw vriendin haar feestje al ergens anders heeft voorgezet,’ roept Hugo boven de muziek uit. Zijn wenkbrauwen gaan suggestief op en neer. ‘Zal ik je anders naar je appartement brengen?’
Alle alarmbellen gaan af. Ik wil niet dat Hugo denkt dat we een wilde nacht gaan beleven nu het erop lijkt dat Mel met die gast van de dansvloer is meegegaan. Mel is gewoon wat losser in dat soort dingen dan ikzelf ben.
De twijfel slaat toe. Als vrouw alleen over straat lopen is natuurlijk al helemaal niet verstandig. ‘Is goed, maar haal je vooral niets in je hoofd, hè?’ zeg ik lachend. ‘Jouw moeder heeft je vast netjes opgevoed,’ lal ik er nog achteraan.
Hugo heft zijn beide handen naast zijn gezicht en trekt een onschuldige grijns.
We zoeken onze jassen op en even later lopen we samen over straat. In eerste instantie is het nog druk met groepen feestgangers en stelletjes die her en der afscheid staan te nemen. Hoe dichter we in de buurt van het appartementencomplex komen, hoe rustiger het wordt. Mijn adem vormt kleine witte wolkjes in de vrieskou.
Hugo pakt mijn hand en verstrengelt onze vingers. Die van mij voelen inmiddels als ijspegels. ‘Je hebt het koud,’ concludeert hij en hij trekt me naar zich toe. ‘Even een kusje om je op te warmen.’ Hij drukt zijn lippen op de mijne en dringt brutaal met zijn tong mijn mond binnen. Gulzig zoenend duwt hij me tegen een muur en zet me klem. Het voelt alsof er een betonblok op mijn borstkas drukt. Dan maakt hij gelukkig zijn mond los van de mijne. Zijn ogen staan donker. Met zijn hand ritst hij mijn jas een stukje open en maakt mijn hals vrij.
Ik voel hoe zijn natte, warme tong een spoor trekt naar mijn sleutelbeen. Het bezorgt me huiveringen. Waarom laat ik hem zijn gang gaan?
‘Hugo?’ breng ik uit.
Een grommend geluid ontsnapt uit zijn keel en ik voel hoe zijn tong langzaam langs mijn sleutelbeen verder afdaalt. Zijn hand glijdt onder mijn shirtje en grijpt onbehouwen naar mijn borst. ‘Godver, wat ben jij lekker.’
‘Hugo!’ weet ik nu een stuk stelliger uit te brengen. Ik zet mijn handen tegen zijn bovenarmen en probeer hem van me af te duwen, maar het lijkt wel of hij als bezeten is.
‘Kom op zeg, ik word helemaal gek van je.’ Hij kijkt me een paar tellen verwilderd aan en zoent me dan weer ruw. Zijn onderlichaam schuurt tegen het mijne en er bestaat geen twijfel over zijn bedoelingen.
Ik voel paniek opkomen. Ik wil hier weg. ‘Stop!’ schreeuw ik uit en weet hem een stukje van me af te duwen.
Zijn ogen spugen inmiddels vuur. ‘Wat nou? Je hebt me de hele avond op zitten geilen en nu gaan we het ook afmaken ook. Ik stel voor dat jij mij eens even lekker gaat Chupa Chuppen.’
Er gaat een siddering door mijn lichaam. Net voordat hij als een hongerige wolf weer op me aanvalt, stoot ik mijn knie zo hard als ik kan in zijn kruis. Kermend van de pijn klapt hij voorover, waarna ik me struikelend uit de voeten maak.
Mel is de volgende ochtend vol energie en aandacht tijdens Brams uitleg over de les van vandaag. De zon schijnt al fel en de vers geprepareerde hellingen liggen er uitnodigend bij.
Ik ben er niet helemaal bij met mijn aandacht. Wat is dat toch met mij en mannen? Ik ben kwaad op mezelf en voel me terneergeslagen. Op de achtergrond hoor ik Bram vertellen dat hij ons vandaag vooral ‘meters’ wil laten maken en ons kennis gaat laten maken met “tiefschnee”. We gaan dus kennelijk een stuk off-piste skiën. Zijn blik dwaalt over ons groepje en blijft even hangen bij mij. Ik kan zijn gezichtsuitdrukking niet goed peilen en heb ook totaal geen zin in nog meer gedoe. Ik neem mezelf stellig voor de kerels voorlopig af te zweren.
Wanneer we richting de lift glijden, komt Bram naast me skiën. ‘Gaat het een beetje met je?’ klinkt het bezorgd.
De verwondering op mijn gezicht maakt dat hij zichzelf wil verduidelijken. ‘Eh… ik zag je gisteren samen met Hugo vertrekken bij de Kuhstall en eh… nou ja, ik wilde er zeker van zijn dat het wel goed met je gaat. Het lijkt erop dat je vandaag… wat afwezig bent.’
In een flits trekt het voorval van vannacht aan me voorbij. Ik wil er niet meer aan denken en het achter me laten. Ik heb mijn mannetje gestaan en het zelf opgelost, en toch knaagt het. Er borrelt iets in me. ‘Jezus, Bram, heb jij geen eigen leven?’ Het is eruit voordat ik na heb kunnen denken. Hij spert zijn ogen open. ‘Ik ben oud en wijs genoeg om op mezelf te passen en als ik een waakhond nodig heb, dan weet ik je te vinden. Goed?’ Het komt er harder uit dan dat hij verdient, maar ik voel me als een vulkaan die op ontploffen staat en dus kan het voor hem maar duidelijk zijn dat hij vandaag met een grote boog om me heen moet skiën.
Bram trekt een bedenkelijk gezicht. Hij opent zijn mond om iets te zeggen, maar bedenkt zich en kiest ervoor om het liftstoeltje voor ons te nemen.
Later in de middag is het zover. Bram kan zijn enthousiasme over het skiën in de tiefschnee niet onderdrukken. Hij geeft geduldig uitleg, maar de twinkel in zijn ogen vertelt me dat hij niet kan wachten om het ons te laten ervaren.
Ik heb, zoals te verwachten viel, mijn dag niet. Mijn benen lijken alle kanten, behalve de juiste, op te schieten. Mel skiet juist alsof ze over roze wolken glijdt. Die heeft het tussendoor alleen maar over haar geweldige verovering van gisteravond. Jaloersmakend is het. Ik heb haar niets verteld over mijn ‘avontuur’. Ik wil niet dat ze zich schuldig gaat voelen. We vertrekken en het is de kunst om vooral in beweging te blijven en niet te vallen, zo heeft Bram verteld. En als je dan valt, blijf dan zo rustig mogelijk qua beweging. Hoe meer gewoel, hoe dieper je wegzakt in de sneeuw.
Hij heeft ons verzekerd dat de sneeuwlaag waarop we ons bevinden ‘slechts’ anderhalve meter diep is. Een hele geruststelling, want het is niet de vraag óf ik sneeuw ga happen, eerder wanneer. Ik leg mijn focus volledig op mijn ski’s, waardoor de prachtige omgeving waar we doorheen skiën grotendeels aan me voorbij gaat.
We zijn een half uur onderweg en wonder boven wonder sta ik nog steeds rechtop. De verzuring begint inmiddels te zeuren in mijn bovenbenen, maar ik wil en kan er niet aan toegeven.
‘Nog een klein stukje en dan zijn we weer op de piste. Dan hebben jullie er weer een lesdag op zitten,’ roept Bram over zijn schouder en hij wijst in de verte.
Hij beweegt zich zo makkelijk. Ondanks, zijn lange, breed gespierde lichaam ziet het eruit alsof hij over de losse sneeuw zweeft. Zijn donkere haren krullen een stukje onder zijn helm vandaan. Een split second ben ik afgeleid en ja hoor, mijn linkerski glijdt weg in een bocht en daar ga ik. In een explosie van opstuivende sneeuw plof ik neer. Verdomme, waarom net nu we er bijna zijn? Ik kan de piste in de verte al zien liggen. Met mijn hoofd naar het dal en mijn ski’s dwars over elkaar diep in de poedersneeuw staar ik naar de strak blauwe lucht en de kronen van de diep donkergroene dennenbomen die verspreid om me heen staan. In een uiterste krachtsinspanning probeer ik mijn ski’s op te tillen en weer parallel aan elkaar te leggen. Het geworstel zorgt er alleen maar voor dat ik verder wegzak en tot overmaat van ramp schiet de binding van één van mijn ski’s los. ‘Godver-de-godver.’ Ik moet er inmiddels uitzien als de verschrikkelijke sneeuwvrouw als het hoofd van Bram ineens boven me verschijnt.
‘Hey, gaat ie?’ klinkt het terwijl hij zijn skibril afzet.
‘Als ik die zin nog één keer uit jouw mond hoor, dan doe ik je iets!’ Ik kook inmiddels en maai met mijn armen om houvast te vinden. Als een eruptie komen de vermoeidheid en frustratie, het gevoel van onmacht en mijn woede voor Jasper en Hugo eruit. Als ik niet oppas, smelt mijn oververhitte lichaam spontaan nog dieper weg in de sneeuw. Bram verdient mijn uitbarsting niet. Ik merk aan alles dat hij vooral bezorgd is, maar ik moet het kwijt. Hij is nu eenmaal hier, hij is een vent en dus is hij de lul.
Hij zwijgt en kijkt me verbaasd aan met die grote trouwe Sint-Bernardsogen van hem en dan breek ik. De tranen vullen mijn skibril en ik weet niet hoe snel ik hem af moet zetten. Hoe gênant wil je het hebben? Brams blik verzacht.
‘Heb je pijn?’
Ik schud mijn hoofd langzaam van links naar rechts. Los van mijn zelfvertrouwen, dat de afgelopen maand een enorme deuk heeft opgelopen, ben ik oké. Ik besef dat ik mezelf afreageer op de verkeerde persoon. De tranen blijven onophoudelijk stromen, alsof alle frustratie uitgerekend via die weg naar buiten moet.
Bram richt zich tot Mel, Maarten en Jess die verderop aan het begin van de piste staan te wachten. ‘Ik denk dat het beter is als jullie alvast naar het dal skiën, dan wacht ik bij Kirsten tot ze zover is.’
‘Ik blijf,’ hoor ik Mel vastbesloten zeggen, waarop Bram me vragend aankijkt.
Ik wil alleen zijn. Gaar koken in mijn eigen sop. Alles eruit janken en daarna mezelf in mijn nekvel grijpen en doorgaan met mijn leven. ‘Kunnen jullie niet allemaal gewoon weg gaan?’ weet ik met een benepen stemmetje uit te brengen.
Er verschijnt een diepe fronsrimpel tussen Brams ogen. ‘Mel,’ zegt hij langzaam. ‘Het is beter dat je gaat. Ik blijf in de buurt, zodat ze veilig beneden komt.’
Ik hoor haar nog een protesterend geluid maken. Bram steekt zijn hand op om haar het zwijgen op te leggen, waarna hij zijn aandacht weer op mij richt. ‘Ik geef je even de ruimte, goed? Maar ik wil dat je hier niet te lang blijft liggen. Je mag niet onderkoeld raken.’
Ik knik. Hij bedoelt het lief, maar de kans dat ik in deze gemoedstoestand onderkoeld raak, lijkt me klein. Bram verdwijnt uit mijn gezichtsveld en ik staar opnieuw naar de blauwe lucht. Ik haal een paar keer diep adem. Wanneer mijn tranen na een tijdje opgedroogd zijn, voel ik de kracht terugvloeien in mijn lichaam. Met de rug van mijn handschoen veeg ik langs mijn ogen. Op dat moment besluit ik dat het genoeg is geweest. Klaar met het zielige zelfmedelijden. Geen populaire, zelfingenomen, bralapen meer voor mij. Ze kunnen wat mij betreft allemaal de boom in! Ik zoek met mijn losse skischoen de achterzijde van de binding van de andere en klik ook mijn tweede ski los. Ik span mijn buikspieren en zoek met één van mijn skistokken houvast op de ondergrond om rechtop te komen zitten.
Even verderop zie ik Bram zittend tegen een boom op zijn telefoon tikken. Wanneer hij mijn beweging waarneemt, richt hij zijn hoofd op. Zijn blik is meewarig.
Medelijden, daar zit ik al helemaal niet op te wachten. Ik zend hem een woedende blik. Desondanks veert hij op en komt hij met zijn lange benen door de diepe sneeuw naar me
toe gewaad. ‘Mag ik je ski’s toevallig wel dragen? Of wil mevrouw dat ook zelf doen?’
Onwillekeurig trekt mijn mondhoek omhoog. Ik overhandig hem de ski’s. Hij legt ze behendig over zijn schouder en reikt me zijn hand aan. Ik zoek snel mijn andere skistok erbij. Terwijl ik zijn hand pak, ontmoeten onze blikken elkaar. Het bezorgt me onbedoeld een kriebel in mijn onderbuik.
Kirsten, serieus! Wat heb je jezelf net voorgenomen?
Dat Bram een skileraar is – wel een hele behulpzame – maakt hem een absolute no go.
‘Wil je me vertellen wat er gisteren gebeurd is?’ vraagt hij als we samen ploeterend door de sneeuw de piste proberen te bereiken.
Ik stop abrupt.
Hij keert zich naar me toe. ‘Kirsten, het ene moment zie ik je zoenend met die hufter in de
Kuhstall, nog geen uur later zie ik hem richting onze appartementen strompelen in een houding alsof hij de komende week gegarandeerd last heeft tijdens het plassen, laat staan dat hij moet denken aan andere activiteiten met zijn “Schwanz”.’
De triomfantelijke twinkel in zijn ogen ontgaat me niet en voor het eerst vandaag verschijnt er een lach om mijn mond. ‘Mooi. Laten we het erop houden dat Hugo de verkeerde dame is tegengekomen.’ En daar laat ik het bij.
Eenmaal op de piste klikken we onze lange latten weer onder en skiën we samen naar beneden. Bram voorop. Zo nu en dan kijkt hij over zijn schouder om te checken of ik nog kan volgen. Het kost me een uiterste en laatste krachtinspanning voor vandaag, maar ik wil me niet laten kennen en moet en zal bij hem blijven aanhaken. Het kan niet anders dan dat mijn hoofd inmiddels rood aangelopen is wanneer hij vlak voor de laatste afdaling stopt. Een wolk van sneeuw stuift op van onder zijn ski’s. Dat kan ik ook, zij het dat mijn wolkje een stuk bescheidener is.
‘Dat ging lang niet slecht, dame.’
Ik leg mijn handen op mijn knieën en probeer op adem te komen.
‘Ik ga je nu niet vragen of het gaat, want ik heb het beeld van Hugo die gisteravond voorbij strompelde nog helder op mijn netvlies staan.’ Er klinkt een lach door in zijn stem.
Ik weet een cynische grinnik uit te brengen en richt me weer op.
‘Heb je zin om vanavond af te spreken?’ Zijn gezicht betrekt alsof hij lijkt te schrikken van zijn eigen vraag.
‘Bram,’ begin ik. Wat wil hij nu? Hij was toch zo druk met dat blondje?
Hij herpakt zich en brengt zijn gezicht vlak voor het mijne. ‘Ik kan je verzekeren dat ik geen bijbedoelingen heb.’ Zijn rechterwenkbrauw gaat plagerig omhoog. ‘Mijn gouden regel is: geen geflikflooi met cursisten en ik kan je verzekeren, die regel heb ik nog nooit gebroken. En, ik zit niet te wachten op dezelfde behandeling als je Hugo hebt gegeven.’
Het bruin in zijn ogen is zo donker. Er gaat weer zo’n irritante, niet te missen siddering door mijn zenuwcentrum. Ik knipper een keer met mijn ogen, voor ik antwoord: ‘En jij kunt op jouw beurt gerust zijn. Ik heb alle hunks, skileraren in het bijzonder, afgezworen.’
‘In dat geval hebben we een date, die vooral geen date genoemd mag worden. De Kuhstall rond negenen?’
Ik denk aan Mel, maar bedenk al snel dat zij mij gisteravond ook zonder taal noch teken heeft achtergelaten bij handtastelijke Hugo. Ze zal vanavond toch wel weer willen aanpappen met haar vlam.
Bram merkt mijn gepeins niet eens op. ‘Kom, wie het eerst beneden is.’
Kansloos dit.
Die avond schuif ik mijn billen op de robuuste barkruk naast die van Bram. ‘Hi,’ zeg ik zacht. Op de een of andere manier heb ik de kriebels. Die had ik al in het appartement, toen ik mijn outfit stond uit te zoeken en me klaarmaakte. En nu ik zo naast hem zit, laaien ze verder op. Het is absoluut geen date, maar waarom voelt het dan toch zo? Ik schrik op uit mijn gedachten door het glas bier dat Bram vlak voor mijn neus op de bar zet.
‘Zum wohl, zeggen ze hier.’ Zijn ogen lachen, de rest van zijn mooie, zongebruinde gezicht doet mee.
Ik tik mijn glas tegen het zijne en voel de spanning van me af glijden. We praten over van alles en nog wat. Voordat ik het weet, zijn we twee van die enorme glazen bier verder en schieten we beiden regelmatig in de lach als we elkaar verhalen vertellen over wat we allemaal hebben meegemaakt tijdens onze studies. Ik weet inmiddels dat Bram is gestopt met zijn studie rechten en deze maanden wil gebruiken om na te denken over een andere studierichting, zodat hij volgend collegejaar een nieuwe weg in kan slaan. Hij heeft zo’n mooie lage basstem waar ik alleen al verliefd op zou kunnen worden.
‘Weet je…’ zegt hij op een zeker moment. Zijn ogen glunderen. ‘Ik zou wel eens willen weten hoe het komt dat jij alle “hunks” – hij richt zijn lange lichaam op en zwaait met zijn vinger in de rondte – hebt afgezworen.’
Ik hoor mezelf slikken.
Bram gaat staan en kijkt me met een schuin hoofd aan. Zijn wenkbrauwen kruipen omhoog. ‘Ach, kom op. Het kan niet alleen aan hitsige Hugo hebben gelegen dat je vanmiddag een meltdown had.’
Er ontsnapt me onbedoeld een grinnik. Hij weet het lekker luchtig te brengen. ‘Het is gewoon te pijnlijk om te vertellen,’ piep ik ineengedoken en ik verschuil me achter mijn bierglas. Het zal datzelfde bier zijn, en dan vooral de hoeveelheid, waardoor ik toch begin te praten. Ik vertel hem over Jasper en de manier waarop hij me aan de kant heeft gezet.
Brams ogen worden groot als ik hem uit de doeken doe wanneer het gebeurde.
‘Wat een klootzak. Je mag blij zijn dat je daarvan af bent,’ concludeert hij. De frons tussen zijn wenkbrauwen maakt echter al snel plaats voor een twinkel in zijn ogen. ‘Maar eh… als we dan toch de meest gênante break-ups aan het bespreken zijn, dan denk ik dat die van mij de jouwe overtreft. Ik heb nog wel een extra glas bier nodig om de moed te vinden je dit verhaal te vertellen.’ Hij steekt twee vingers op naar de dame achter de bar en binnen een vloek en een zucht hebben we weer twee goudgele vazen voor ons staan. Bram neemt een grote slok. ‘Ik was tot voor kort met Willemijn, één van de skileraressen die ik tijdens de introductie leerde kennen. We hadden een leuke klik en al snel kwam van het een het ander. Ik was helemaal in de ban van haar en achteraf gezien heb ik die paar weken dat we iets hadden als een hondje achter haar aangelopen. Ik was zo gek op haar.’ Hij neemt nog een slok en staart voor zich uit.
Ik kijk hem van opzij aan. ‘Wat gebeurde er?’
‘Hugo,’ brengt hij grimmig uit. ‘Geloof het of niet, maar het was oud en nieuw en dat vierden we met alle leraren samen hier in de Kuhstall. Om twaalf uur zoende ik Willemijn en wenste haar gelukkig nieuwjaar, waarna we samen alle collega’s af gingen om iedereen het beste te wensen. Tot we bij Hugo kwamen.’ Hij zucht en leunt met de rand van zijn glas tegen zijn voorhoofd. ‘Ik stond achter Willemijn toen ze Hugo drie kussen op zijn wangen wilde geven. Hugo keek me van over haar schouder aan met die valse bek van hem en zoende haar toen vol op haar mond.’
‘Het lef!’ Ik zit rechtop op mijn kruk. ‘Ze heeft hem op zijn minst toch wel een mep verkocht?’
‘Ik weet nog dat ik een ongekende woede voelde opkomen en dat ik klaar was om die gluiperd alle hoeken van de kroeg te laten zien toen het tot me doordrong dat Willemijn onder mijn neus doodleuk mee stond te kopkluiven. Op dat moment besefte ik dat er een spelletje met me werd gespeeld. Ik ben omgedraaid en naar het appartement gegaan.’ Brams knappe gezicht vertoont grimmige lijnen nu hij zijn kaken aanspant.
Zonder nadenken leg ik mijn hand troostend op zijn bovenbeen.
Hij kijkt ernaar en als ik hem vervolgens snel terugtrek, verplaats zijn blik zich naar mijn ogen. Zijn uitdrukking is serieus en ons oogcontact duurt langer dan goed voor me is. Gelukkig breken de zongebruinde lachrimpeltjes aan weerszijden van zijn ogen al snel door. ‘En? Wie is hier nu de grootste loser?’
‘Hé, hé, niet zo snel meneer de loser. Wat is er daarna gebeurd? Kreeg Willemijn geen spijt?’
‘Nee, die heeft een paar dagen met Hugo geflikflooid en is daarna weer naar het volgende slachtoffer gefladderd. Een eersteklas matras, maar wel een heel mooi matras.’ Hij knipoogt.
‘Mijn omaatje zegt altijd dat je van een mooie tafel niet kunt eten,’ flap ik eruit. Lekker Kirs, op zo’n moment met een ouderwetse tegeltjeswijsheid van je oma komen.
Bram kijkt me verbaasd aan, maar als hij de schuldbewuste indruk op mijn gezicht ziet, proest hij het uit. ‘Je bent me er eentje, Kirsten.’
Ik grinnik mee. ‘Zitten we dan, stelletje losers.’
‘Ik denk dat het wel meevalt,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Jij moet gewoon niet zo streng zijn voor jezelf.’ Hij haalt zijn hand door zijn krullen. ‘Weet je hoe ik het zie? Ik zie het vooral als een levensles, een pijnlijke weliswaar, maar wel eentje die me helpt om in het vervolg betere keuzes te maken.’
Over wijsheden gesproken.
‘Zoals met die blonde, waarmee ik je regelmatig zie?’ Het is er alweer uit voordat ik na heb kunnen denken.
Dat stomme bier ook.
Ik leg mijn hand voor mijn gezicht en schud mijn hoofd. ‘Sorry, dat zijn zó niet mijn zaken.’
‘Blonde?’
Ik kijk vanachter mijn hand en zie opnieuw de verbazing op zijn gezicht. Een denkrimpel verschijnt tussen zijn ogen, die vervolgens oplichten als het kwartje lijkt te vallen. ‘Eefje?’
Ik kijk hem niet begrijpend aan.
‘Skilerares, lang, blonde krullen?’
Mijn hoofd gaat instemmend op en neer.
Zijn lach rolt over de bar. ‘Dat is mijn zusje.’
De verbouwereerdheid moet van mijn gezicht af te lezen zijn.
‘Eef geeft al een paar jaar les. Door haar ben ik hier terechtgekomen.’
Ik krijg de kans niet om door te vragen, want ineens hangt Mel om mijn nek. ‘Hai Kirs, zin om mee terug naar het appartement te gaan?’ Ze kijkt van mij naar Bram. ‘We moeten morgen topfit zijn voor onze laatste lesdag met mijnheer de drill instructor hier.’ Ze steekt uitdagend haar tong uit naar Bram.
‘Moet jij niet nog een nachtje doorhalen met die vent waarover je ons de hele dag de oren van de kop zeurt?’ Zijn stem klinkt bozig.
‘Mwah,’ zegt ze. ‘Daar is het nieuwtje wel vanaf.’ Ze zwaait haar lange blonde haren over haar schouder en kijkt alweer screenend om zich heen.
Ik kijk Bram recht aan. Ons oogcontact maakt dat mijn hart inmiddels als een speels berggeitje op en neer springt. Ik voel me een beetje rozig en aangeschoten. Het liefst zou ik hem nu zoenen, maar mijn verstand is gelukkig sterk genoeg. ‘Ik geef haar niet graag gelijk, maar ik denk dat het beter is dat ik met Mel meega.’
Hij brengt zijn mond langs mijn gezicht en fluistert: ‘Dat lijkt me verstandig, want ik ben bang dat ik op het punt sta mijn gouden regel door de plee te spoelen.’
Zijn adem streelt langs mijn oor en ondanks de temperatuur in de dampende kroeg, worden mijn wangen nog roder dan ze vermoedelijk al waren. Er nestelt zich een heerlijke kriebel in mijn onderbuik. Al dat bier en Bram vertroebelen mijn voornemen. Sterk zijn Kirs, het zou weer gedoemd zijn om te mislukken. Desondanks vinden mijn lippen zijn wang. ‘Bedankt voor vandaag, lieve Bram.’ Ik spring van mijn kruk en kijk nog één keer over mijn schouder, alvorens ik Mel volg naar de uitgang.
De skilift zoeft langzaam naar boven. Bram zit met Maarten en Jess in de stoeltjes voor ons. Hij is vanochtend rustiger dan gebruikelijk en gaat ieder oogcontact met me uit de weg. Het siert hem dat hij zijn omgang met cursisten puur professioneel wil houden, maar we hebben gisteravond de grens onbedoeld behoorlijk bereikt. Dat we er niet overheen zijn gegaan is, gezien de hoeveelheid bier die we gedronken hadden, een prestatie op zich. Een horde kabouters met hamertjes raast inmiddels door mijn hoofd. Ik ben blij dat mijn verstand het gisteren won van mijn gevoel en dat ik met Mel ben weggegaan. Wat had ik dan gedacht? Over vierentwintig uur zit ik in de bus op weg naar Nederland.
Ik staar wat over het besneeuwde landschap, de aangevroren sneeuw glinstert op de takken van de dennenbomen. De pistes liggen er nog vredig bij in de vroege ochtendzon. Het staat in schril contrast met de onrust die ik door mijn lichaam voel kolken. Ik ben hier niet gekomen om verliefd te worden en al helemaal niet op een skileraar, maar wie hou ik nu voor de gek? Als ik hem zo voor me zie zitten, laat de vlinderkolonie in mijn buik me weten dat het al veel en veel te laat is.
De laatste lesdag verloopt letterlijk met vallen en opstaan. Mijn benen lijken van rubber en zwabberen alle kanten op. Om de paar meter lig ik alweer op mijn gat. Het ziet ernaar uit dat Bram me negeert en focust zich vandaag opvallend veel op Maarten en Jess, die daar geen moeite mee schijnen te hebben.
‘Kom op Kirs,’ roept Mel van onder aan de helling. ‘Nog één lange afdaling en dan krijgen die opstandige, elastieken benen van jou rust.’
Ik wil me niet laten kennen en hijs mezelf voor de zoveelste keer van de koude ondergrond. Mijn lichaam voelt beurs aan en protesteert van mijn kruin tot in mijn tenen. De anderen hebben zich onder leiding van Bram al bij Mel gevoegd. Hun blikken zijn allemaal op mij gericht. Nee, komt goed. Ik voel verder geen druk hoor. Uiterst voorzichtig ski ik naar beneden, bang om op één van de laatste hellingen alsnog een been te breken. Met een geforceerde lach, voeg ik me bij ons groepje.
Bram lijkt er geen acht op te slaan en schraapt zijn keel. ‘Ik hoop dat ik jullie deze week weer een stap verder heb gebracht qua skitechniek en dat jullie plezier hebben gehad tijdens de lessen.’ Hij kijkt het groepje rond, zonder echt oogcontact te maken. ‘Dan is dit het moment dat ik jullie los ga laten zodat jullie, nou ja, degenen die nog energie over hebben dan, de rest van de middag het geleerde in de praktijk kunnen brengen.’ Hij knipoogt naar Maarten en Jess, die hem uitvoerig bedanken, ons gedag zeggen en er vandoor gaan.
Mel en ik staan maar wat te staan. Ik weet me na gisteren niet echt een houding te geven. De warme en gezellige sfeer tussen ons lijkt veranderd in een koude afstandelijkheid die ver onder het vriespunt gezakt is. Dat skiën kan me nu overigens ook gestolen worden. Het liefst laat ik me die laatste paar honderd meter gewoon van de helling rollen. Mijn lichaam doet toch al overal pijn. Een blauwe plek meer of minder maakt geen verschil. Ik voel me letterlijk en figuurlijk leeg. Uitgewrongen en klaar om over de waslijn gehangen te worden. Juist door mijn verstand te volgen, voel ik me nu nog kloteriger dan na wat die ellendige Jasper me geflikt heeft. Om nog maar te zwijgen over handtastelijke Hugo.
‘Hé, dromer.’ Mel duwt met haar schouder tegen de mijne. ‘Durf je het aan?’ Ze knikt met haar hoofd in de richting van het dal.
Ik schrik op uit mijn gedachten en kijk haar aan, om vervolgens mijn blik af te laten dwalen naar Bram. Die staat stuurs voor zich uit te staren, maar lijkt uit zijn trance te komen wanneer hij mijn blik opmerkt.
‘Denk je dat het je nog gaat lukken?’ vraagt hij op neutrale toon.
Ik geef hem een knikje.
‘Goed, dan wacht ik hier nog even op Eefje. Die komt zo met haar groepje.’
‘Mel,’ zeg ik. ‘Ski jij maar op je eigen tempo naar het dal. Ik doe het rustig aan zodat ik heelhuids beneden kom, goed?’
‘Weet je het zeker?’ vraagt ze.
Ik knik. ‘Ik wil even alleen zijn,’ zeg ik zacht.
Een fractie van een seconde kijkt ze van mij naar Bram en weer terug.
Ik sla mijn ogen neer en doe ze weer open wanneer ik haar hand op mijn bovenarm voel. Mels mond vormt een begripvolle streep. ‘Doe je voorzichtig?’
‘Ja, mam,’ zeg ik nukkig en weg is ze.
Ik kijk Bram nog een laatste keer aan en zie de vertwijfeling in zijn ogen, terwijl hij zijn hand als afscheid naar me opsteekt. Dan richt ik mijn ski’s naar het dal en laat me naar beneden glijden. De eerste meters gaan wonder boven wonder heel aardig, maar al snel vinden de zuren in mijn bovenbenen het nodig om ze weer te laten trillen als een rietje. Ik probeer uit alle macht de kracht in mijn benen te houden, maak niet te veel bochten en probeer vooral op de lange, brede stukken piste veel meters te dalen. Het is maar goed dat Bram nog boven is, want wat ik nu al skiënd presteer is werkelijk niet om aan te zien. Als we überhaupt nog van skiën kunnen spreken. Ik zwabber van links naar rechts en wanneer ik echt niet meer kan, laat ik mezelf uit pure ellende aan de zijkant van de piste tussen een paar bomen in de losse sneeuw vallen. Het voelt als een welkome, verkoelende verlossing die een einde maakt aan de martelgang. Daar lig ik weer, plat op mijn rug met mijn ski’s nog aan mijn voeten en de lussen van de skistokken nog om mijn polsen. Ik staar tussen de groene takken door naar de prachtige blauwe lucht. De zon schijnt haar warme stralen op mijn gezicht. Heel even mijn ogen sluiten kan geen kwaad. Wanneer ik straks weer wat ben uitgerust, ski ik in één ruk naar het dal.
Dan trekt er een schaduw over me heen.
‘Gaat het?’ klinkt het stemgeluid van de laatste persoon die ik nu wil zien.
In een flits open ik mijn ogen en zwaai met mijn skistok tegen zijn arm.
‘Auw!’
‘Jij bent behoorlijk hardleers hè,’ snauw ik hem toe.
Bram kijkt over zijn schouder naar de piste en roept met een niet te missen lach in zijn stem: ‘Ze is in orde Eef, ski maar vast door, dan neem ik haar wel op sleeptouw.’
Pats! Dat levert hem een tweede mep op.
‘Wil je daarmee kappen?’ Bram kijkt geïrriteerd en wrijft met zijn handschoen over de plek waar ik hem zojuist raakte.
‘Alleen wanneer jij ermee ophoudt om steeds te vragen hoe het met me gaat. Ik word
er schijtziek van.’ Ik weet dondersgoed dat ik mijn frustraties weer eens op hem af aan het reageren ben, maar weet niet waar ik ze anders kwijt moet. Vanuit mijn ooghoek zie ik hoe Bram zijn ski’s uitdoet en zijn stokken in de sneeuw prikt. Hij gaat naast me zitten.
‘Wat doe je hier, Kirsten?’ vraagt hij streng. ‘Je weet dat het niet verstandig is om te lang in de sneeuw te gaan liggen. Straks krijg je kramp en geloof me, dat maakt het skiën er echt niet prettiger op.’
‘Ik wacht op de skibus, nou goed.’ Ik sla mijn armen met stokken en al demonstratief over elkaar en sluit mijn ogen. Na een paar tellen kijk ik voorzichtig tussen mijn wimpers door naar zijn reactie. Hij kijkt in de verte naar de voorbij skiënde mensen en heeft zijn skibril afgezet, het zonlicht doet zijn gezicht oplichten. Een mooie rechte neus en een strak aangespannen kaaklijn maken zijn gezicht zo perfect. Zucht!
Zonder zijn blik te verplaatsen vraagt hij rustig: ‘Waarom doe je zo?’
‘Nou gewoon.’ Ik slik hardop en gooi het er maar uit: ‘Jij en die stomme principes van je.’
Zijn wenkbrauwen vliegen omhoog. ‘Ik en mijn principes? Hoor wie het zegt, “mevrouw ik zweer alle kerels af”.’ Hij maakt met zijn vingers aanhalingstekens in de lucht en kijkt bozig opzij. ‘Heb je al een klooster gevonden waar ze je willen hebben?’
Opnieuw zwaait mijn skistok in zijn richting, maar hij is me te snel af. Zijn hand grijpt naar mijn pols en ineens hangt hij half over me heen. Mijn adem stokt in mijn keel en mijn hartslag vliegt in de overdrive. Hij moet de onrust in mijn ogen zien.
‘Wat wil je nou, Kirsten?’ Zijn blik is nijdig.
‘Ik wil dat je me verdomme zo geweldig zoent dat de klemmen van mijn skischoenen ervan open springen.’
Zijn wenkbrauwen raken nog net niet de rand van zijn helm en dan vinden zijn lippen de mijne. Onze skihelmen knallen tegen elkaar, maar weerhouden ons niet van een zoensessie die me bijna letterlijk in de sneeuw doet wegsmelten.
Als Bram zijn mond hijgend van de mijne losmaakt, kijken we elkaar koortsachtig aan.
‘Weg gouden regel,’ fluister ik.
‘Nee hoor,’ kaatst hij terug. Er verschijnt een ondeugende grijns op zijn gezicht. ‘Feitelijk ben ik niet langer je skileraar en dus kan ik doen en laten met je wat ik wil. Met jouw toestemming natuurlijk. Ik heb mijn reputatie als “brave Bram” hoog te houden.’
Ik giechel en sla mijn armen met skistokken en al om zijn nek. ‘Ik wil wel eens meemaken hoe braaf jij bent.’
De volgende ochtend staan Mel en ik met onze tassen klaar in afwachting van de bus. Bram en ik hebben de nacht samen doorgebracht en hij is vanochtend vroeg naar zijn appartement gegaan om zich te douchen en om te kleden. Hij heeft beloofd om me uit te komen zwaaien. Vannacht was in een woord geweldig. Mel heeft ons privacy gegund en had haar blonde god nog maar een keer opgezocht. We hebben uren zitten praten, gezoend en geknuffeld tot het moment dat we ons allebei niet meer konden beheersen. Of het verstandig is geweest, moet de tijd leren. We hebben voor nu afgesproken dat ik in de voorjaarsvakantie ga proberen om weer naar Oostenrijk te komen. Daarna is het nog maar een paar weken alvorens Bram weer naar Nederland komt. Er verschijnt een blos op mijn wangen als ik terugdenk aan de manier waarop hij vannacht mijn pijnlijke spieren los gemasseerd heeft, waarna we ons volledig in elkaar hebben verloren.
‘Kijk, daar komt de bus!’ Mel stoot me aan en wijst naar het einde van de straat waar het gevaarte de hoek om komt. Ik kijk de straat door, op zoek naar Bram. Ik wil hem nog zo graag even zien om echt afscheid te nemen. Het zal toch niet? De bus nadert en een angstig gevoel bekruipt me. Ik laat mijn hoofd hangen, maar hef mijn kin onmiddellijk wanneer ik zijn stem hoor.
‘Wat sta je daar te pruilen? Als ik dat had geweten…’ Wanneer hij de opluchting op mijn gezicht ziet, breekt hij spontaan zijn zin af en lacht breeduit.
Wat ziet hij er geweldig sexy uit in zijn donkergrijze spijkerbroek en zwarte coltrui die strak om zijn gespierde bovenlichaam spant. Zijn haren zijn achterover gekamd en nog vochtig van het douchen. Mijn hart maakt een vreugdedansje. Ik neem een sprintje en spring recht in zijn armen. Onze monden vinden elkaar terwijl ik mezelf stevig vastklamp aan ‘mijn boom’.
Na een poosje klinkt er een bescheiden kuchje. We maken onze lippen van elkaar los.
‘Hoogste tijd om te vertrekken jongedame,’ zegt de buschauffeur vanuit de deuropening.
‘Zie ik je morgen online?’ vraagt Bram met een paar puppyogen die me weke knieën bezorgt.
‘Zeker weten,’ zeg ik snel en ik steel nog een kus, alvorens ik mezelf naar de grond laat zakken en de bus in ga.
We zwaaien elkaar na, tot Bram nog slechts een donker stipje is in de winkelstraat. Mel kijkt me onderzoekend aan, maar ik, ik kan alleen maar grijnzen van oor tot oor: ik heb een hunk aan de haak geslagen en hij is nog skileraar ook.
Einde
Super bedankt Mienke Fijen De boom in is een heerlijk winters verhaal. Heb jij nou genoten van De boom in volg Mienke dan op Instagram of Facebook of lees natuurlijk een van haar prachtige boeken.
Heel veel liefs, Melanie
*** Let op bloggen is een hobby voor mij, ik heb dan ook niemand die mijn teksten na kijkt op spelling want dat zou mij een paar 100 euro in de maand kosten. Ik heb dyslexie dus de kans is groot dat er hier en daar een spelfoutje in de tekst staat. Ik doe er alles aan om deze te voorkomen maar helaas is dat niet altijd mogelijk. ***
haha wat een heerlijk (kort) verhaal. En de setting is helemaal geweldig. Kan mij voorstellen dat als je eenmaal in zo’n zelfde omgeving bent als waar je verhaal zich afspeelt de inspiratie vanzelf komt 🙂
Bedankt voor het uitgebreide verslag! Ik kende de schrijfster nog niet maar lijkt me wel leuk om eens op vakantie te lezen.
Wat leuk om op deze manier een heus kort verhaal te delen op een blog! Dankjewel voor het leesplezier.
Wat ontzettend leuk dat je deze schrijfster en haar prachtige verhaal op deze manier in het zonnetje zet!
[…] korte verhalen lezen lees dan eens De boom in van Mienke Fijen of De man op de hei door […]
[…] je dit nou een leuk kort verhaal lees dan ook eens. De boom in van Mienke […]