Interview met: Ninja Paap Luijten
Hallo lieve lezers van Bookstamel,
Vandaag is het weer tijd voor een super leuk interview! Een van de aller leukste dingen om te doen in het leven. Ik vind de mens namelijk echt zo interessant. Al mijn hele leven probeer ik te doorgronden waarom mensen bepaalde dingen doen of juist niet doen. Ik ben dan soms ook echt wel een te nieuwsgierig aagje. Maar een paar keer in de maand mag ik deze nieuwsgierigheid lekker los laten op de schrijvers die ik mag interviewen. Het maken van een interview begint al met de research online wat is belangrijk voor de auteur, Welke boeken heeft die geschreven, wat kan ik nergens online vinden maar wil ik echt mega graag weten enz. Een interview is dus niet zomaar even in elkaar gezet en kost best wel wat tijd. Maar ik geniet echt van elke minuut dat ik daar mee bezig mag zijn.
Maar goed tijd dus om Ninja Paap Luijten is even stevig aan de tand te gaan voelen. Lezen jullie gezellig mee.
Laten we bij het begin beginnen. Kun je misschien iets vertellen over wie je bent voor de lezers die jou nog niet kennen? Ik ben Ninja, geboren in 1986, getrouwd met een lieve man. Samen hebben we een dochtertje (vijf jaar oud). In het dagelijks leven ben ik thuismoeder, schrijfninja (ik proeflees graag) en ik werk aan de laatste stukjes van mijn opleiding (hbo vertaler Engels). Als ik klaar ben met de opleiding, wil ik veel meer vertaalwerk gaan doen.
Wanneer ben je begonnen met schrijven? Ik heb eigenlijk altijd wel een beetje geschreven, maar echt het dagelijkse schrijfwerk begon toen ik van de middelbare school af kwam en een laptop kreeg. Toen ging ik “los”, zeg maar …
Op 19 juli verscheen jouw debuutroman Oragayn bij Perubo Publishing. Hoe was het om je debuut voor het eerst in handen te hebben? Vreemd, eigenlijk. Toen ik het boek vasthield besefte ik ook: nu begint het pas, want nu is het boek er, maar dan is het de kunst om lezers te vinden. En om ervoor te zorgen dat lezers míj vinden. Schrijven kan ik, maar dit is een deel van het avontuur waar ik véél minder ervaring mee heb. Dus dat is behoorlijk spannend!
Natuurlijk ben ik ook reuze benieuwd naar hoe je allereerste boekpresentatie was! Rustig maar gezellig! Het was niet heel druk. Degenen die waren gekomen waren wel erg gezellig, dus we hebben lekker zitten praten over het boek, over schrijven en over lezen.
Hoe ben je bij Perubo Publishing terecht gekomen? Ik ken Ursula Visser, de uitgeefster, al wat langer. We wisselen al een hele tijd teksten uit die we voor elkaar proeflezen. (Ook manuscripten van boeken.) Zij gaf aan dat ze wel wilde helpen als ik Oragayn wilde publiceren. Als Ursula er niet zoveel vertrouwen in had gehad, was die publicatie er nooit gekomen, want zelf heb ik daar totaal geen kaas van gegeten. Uiteindelijk heeft zij Oragayn uitgegeven! Voor een auteur is zo’n blijk van vertrouwen enorm belangrijk.
Waar haalde je de inspiratie voor Oragayn vandaan? Pfoeh! Het schrijfproces van Oragayn verliep niet bepaald rechtlijnig. Oorspronkelijk was ik met een serie bezig. Toen deel 1 door de grote uitgevers werd afgewezen en mijn moeder klaagde “kun je niet een verhaal met een einde schrijven!”, ben ik gaan nadenken over hoe ik verder moest gaan. Ik besloot in dezelfde verhaalwereld te blijven en een losstaande roman te schrijven die vóór de serie speelde. Alleen … dat had ik dus nog nooit gedaan, een losse roman schrijven. Dat bleek een uitdaging!
Aanvankelijk had ik een heel ingewikkeld verhaal dat alle kanten uit ging. Dat werkte niet. Ik gooide de hele boel weg en begon opnieuw. Terwijl ik worstelde met het verhaal, kwam ik een artikel tegen over de achtertuin van een voormalig weeshuis (in Ierland als ik me niet vergis) waar botjes werden gevonden. Die botjes bleken afkomstig van kinderen die daar waren begraven. Ondervoeding, slechte leefomstandigheden etc. waren voor veel kinderen een doodvonnis geweest. Dat artikeltje gaf mij nét even het stukje extra dat ik nodig had voor mijn verhaal. Ineens had ik een goede verhaallijn en wist ik waar ik heen kon met het verhaal. Van begin tot eind heb ik er waarschijnlijk (ik houd het niet bij) anderhalf á twee jaar over gedaan.
Oragayn speelt zich af in Fréyutan. Hoe is het land Fréyutan ontstaan? Geen idee, eigenlijk. Wat ik nu heb, de wereld die er nu staat, is geleidelijk ontstaan. Vaak ben ik aan verhalen begonnen die ik niet afmaakte. De verhalen zijn dan opzij gegooid, maar veel aspecten uit de wereld bleven staan. Die bevielen me wel. Zo heb ik uiteindelijk deze verhaalwereld bedacht – stukje bij beetje. De Koninklijke Garde (het elitekorps waar ook Rymus in zit, de hoofdpersoon) en Fréyutan zijn daar onderdeel van.
Hoe is de cover van Oragayn tot stand gekomen? Ik wilde dolgraag een cover artist vragen die ik kende van zijn door Stephen King geïnspireerde werk. Dat was Darek Kocurek, een Poolse kunstenaar die voor de Poolse edities van enkele Stephen King boeken ook de covers heeft ontworpen. Ik benaderde hem en – gelukkig! – hij zag het wel zitten om de cover voor Oragayn te maken. Daarvoor moest ik wel een Engelse samenvatting van het verhaal schrijven natuurlijk, want ik spreek geen Pools en hij geen Nederlands … maar dat is allemaal goed gekomen! De cover is zijn ontwerp. Op basis van de samenvatting heeft hij dit gemaakt en ik stond ervan versteld. Het is iets opvallends geworden, en dat was precies wat ik zocht!
Wat vond je het moeilijkste aan het schrijven van je eerste boek? Een hele hoop! Het was de eerste keer dat ik een losse roman schreef. Dat had ik wel eerder geprobeerd, maar het was nooit gelukt. Ik vond het vooral moeilijk om het verhaal klein te houden. Het kan zó verleidelijk zijn om de dingen ingewikkelder te maken – maar ik wilde fantasy schrijven die voor iedereen te volgen is, ook als het je eerste fantasyboek is.
Wat vond je juist makkelijk gaan tijdens het schrijven van je eerste boek? Ik had één heel groot voordeel: ik liep al jaren mee met de personages. Op een enkeling na, kende ik ze al. Dat maakte het voor mij eenvoudiger om met deze personages te werken. Daar hoefde ik immers nauwelijks nog over na te denken.
Voor Oragayn is een blogtour opgezet. Vond je het niet ontzettend spannend om de mening over jouw verhaal te lezen van al deze bloggers? Ja! Uiteraard was dat heel erg spannend, ik was bloednerveus.
Stel iemand zou jouw verhaal niet zo leuk vinden en een negatieve reactie plaatsen. Hoe ga je daar dan mee om? (Dat lijkt me namelijk erg lastig want er zijn zoveel verschillende meningen en mensen.) Ieder zijn of haar mening, toch? Zodra je een verhaal loslaat, gaan mensen het interpreteren. De ene leest anders dan de andere. Ik vind ook niet elk verhaal even leuk. Dat is maar goed ook! Als we allemaal dezelfde verhalen leuk/goed zouden vinden, eindigden we met een soort eenheidsworsten … dan zou iedereen hetzelfde gaan schrijven.
Kunnen we in de toekomst nog meer boeken verwachten van jouw hand? Dat is wel de bedoeling!
En wat is dan misschien jouw grootste droom op het gebied van schrijven? Heel simpel: dat mijn verhalen gelezen worden, door een zo groot mogelijk publiek. Wat ik daarnaast heel gaaf vind, is als mensen fantasy ontdekken door mijn verhalen. Ook vind ik het geweldig als mensen mijn werk lezen terwijl ze normaal helemaal niet veel lezen. Ik vind het daarom belangrijk om toegankelijk en herkenbaar te schrijven – maar dat wil niet zeggen dat ik simpele verhaaltjes schrijf …
Naast schrijven doe je ook vertaalwerk. Is het niet moeilijk om een verhaal van iemand anders te vertalen? (Je weet nooit precies hoe de schrijfster iets bedoelt.) Ik merk dat ik, als het om het vertalen van verhalen gaat, een voordeel heb als auteur. Ik ben dagelijks bezig met nadenken over verhalen. Dat doe ik ook als ik zelf schrijf. Maar als ik ergens niet uitkom, vraag ik andere vertalers om even mee te denken. Of, als dat tot de mogelijkheden behoort, de auteur zelf. Het ene verhaal is het andere natuurlijk niet, de ene tekst vertaal ik nu eenmaal wat makkelijker dan de andere.
Welke auteurs waren voor jou een groot voorbeeld? Stephen King. Hij schrijft helder en maakt prachtige verhalen. Daarnaast ben ik dol op de verhalen van Haruki Murakami (die zijn zo heerlijk anders dan anders).
En dan heb ik natuurlijk nog een aantal keuzevragen. Welke kies jij en waarom?
Donker of Licht? Licht. Dat is in mijn verhaalwereld ook erg belangrijk. Als je goed kijkt, zul je zien dat ik eigenlijk ‘gewoon’ over ouderwetse, doodnormale helden schrijf. Goedheid, elkaar helpen, strijden tegen onrecht – het klinkt misschien een beetje blasé, maar ik miste dat in veel fantasyverhalen. Vaak ligt de nadruk op donker, duister, corrupt, vergaan, barbaars. (Ik veralgemeniseer hier nu, maar zo was mijn beleving toen ik begon met het schrijven van fantasyverhalen.) Ik wilde graag iets schrijven waarbij je als lezer een ander gevoel kreeg – hoop, misschien wel. Licht, dus.
Fantasie of werkelijkheid? Fantasie. Ik hou van de werkelijkheid hoor, maar fantasie geeft mij meer mogelijkheden om mezelf te uiten.
Nederlands of Engels? Nederlands. Dat is mijn moedertaal en ik ben dol op de mogelijkheden die de taal me geeft. Ik geniet ervan om een goed boek in het Nederlands te lezen. Onze taal is zo ontzettend rijk!
E-boek of Papieren boek? Papier! Ik ben lid van de bieb, zodat ik lekker veel kan lezen zonder dat ik alles aan hoef te schaffen, anders zou m’n huis volstaan met alleen maar boeken. E-boeken vind ik wel heel handig als je snel iets wilt hebben (het is er meteen) maar als ik kan kiezen, lees ik liever het papieren boek. Dat leest rustiger, vind ik.
Strand of Bos? Bos. Het liefst een groot bos waarin je kunt verdwalen. Heerlijk luisteren naar het gefluister van de wind in de bladeren.
Eten of Drinken? Tsja … drinken dan maar? Ik houd van goede koffie (filterkoffie!) of een lekkere kop thee.
Schrijven of Vertalen? Schrijven. Vertalen vind ik ook heel erg leuk, en het heeft een groot voordeel: de tekst is er al, dus ik hoef niet na te denken over hoe ik van A naar B moet komen, maar er gaat niets boven zelf een verhaal verzinnen.
Bedankt voor dit super leuke interview Ninja ik heb er enorm van genoten. En ik hoop de lezers natuurlijk ook.
Heel veel liefs, Melanie